Opslaan

Bedrijfsnieuws

10 miljoen Deutz motoren

Motorfabrikant Deutz Ag bouwde in december de tien miljoenste motor sinds het bedrijf in 1864 startte met de productie van verbrandingsmotoren. Het tien miljoenste exemplaar is zescilinder waterstofmotor van het type TCG 7.8 H2 waarvan de serieproductie in 2024 start.

Motorfabrikant Deutz Ag bouwde in december de tien miljoenste motor sinds het bedrijf in 1864 startte met de productie van verbrandingsmotoren. Het tien miljoenste exemplaar is zescilinder waterstofmotor van het type TCG 7.8 H2 waarvan de serieproductie in 2024 start.

Deutz AG werd in 1864 door Nicolaus August Otto en Eugen Langen als Otto & Compagnie opgericht. Nicolaus August Otto hield zich sinds 1860 bezig met de verbetering van de verbrandingsmotor van Étienne Lenoir. Na meerdere experimenten met onder andere viertaktmotoren resulteerde het in 1863 in een prototype tweetaktmotor. In 1867 toonde het bedrijf een verbrandingsmotor op de wereldtentoonstelling in Parijs, maar de jury was niet onder de indruk van de halve pk 700 kg wegende luide motor. Experts waren wel onder de indruk van het lage verbruik en dat leverde het bedrijf een gouden medaille op. In 1869 werd Otto & Compagnie ontbonden en werd Langen, Otto und Roosen opgericht. Aan het einde van 1869 werd de productie van Keulen verplaatst een wijk buiten Keulen. Die wijk heet Köln-Deutz.

Oprichting Deutz AG

In 1870 startte de zoektocht naar nieuwe investeerders. Die werden gevonden in Gustav en Jacob Langen. De twee stapten in het bedrijf. Later kwamen daar Emil en Valentin Pfeifer bij. Op 5 januari 1872 werd Gasmotoren-Fabrik Deutz AG opgericht. In hetzelfde jaar werden Gottlieb Daimler en Wilhelm Maybach aangetrokken voor de ontwikkeling van motoren. Dat resulteerde in de eerste viertaktmotor op benzine in het jaar 1876 die vaak ook nog Ottomotoren werden genoemd. Deutz breidde uit naar het buitenland en opende onder andere in 1877 een fabriek in Philadelphia. Hoewel Daimler en Maybach de zaak in 1882 verlieten, ging de ontwikkeling van Deutz motoren verder.

Verdere uitbreiding

Deutz opende meer nieuwe fabrieken en breidde het programma uit. De fabrikant begon in 1892 met de productie van locomotieven en twee jaar later werd er in Philadelphia de eerste Deutz trekker met een vermogen van 26 pk gebouwd. Vanaf 1897 begon Deutz met de productie van dieselmotoren onder licentie van M.A.N. Vanaf 1898 begon Deutz met de ontwikkeling van zijn eigen dieselmotoren. In 1906 werd er een poging gedaan om auto’s te gaan bouwen op basis van een ontwerp van Bugatti. Dat resulteerde in 1909 in diverse prototypen.

Voortbordurend op de trekker uit 1894 begon Deutz in 1905 met de ontwikkeling van trekkers. Het eerste prototype van 25 pk, terwijl een later prototype uit 1907, de zogeheten Pflughlokomotive, een vermogen van 40 pk had. Het duurde tot 1926 voordat Deutz met de eerste dieseltrekker op de markt kwam. In dat jaar werd de MTH 222 met een vermogen van 14 pk geïntroduceerd. In 1929 werd die opgevolgd door de MTZ. De motoren van Deutz werden ook gebruikt in trekkers van andere fabrikanten zoals Fendt, Primus, Eichter, Fahr en Kramer. In 1930 gingen Motorenfabrik Deutz en Masschinenbauanstalt Humboldt AG samen en veranderde de bedrijfsnaam in Humbolt-Deutz. Na de overname van C.D Magirus AG in 1936 begon de productie van vrachtwagens. Twee jaar later werd een overeenkomst met Klöckner-Werke AG uit Duisburg gesloten en werd de overkoepelende organisatie Klöckner-Humbolt-Deutz AG (KHD) opgericht.

Overschakeling naar luchtkoeling

In 1944 kwam Deutz met de eerste luchtgekoelde motoren. Maar omdat de fabriek in de winter van 1944/1945 flink was beschadigd door bombardementen begon de productie een paar jaar later. Vanaf 1946 mocht Deutz weer trekkers bouwen en in 1949 werd de productie van dieselmotoren weer hervat. In 1951 rolde de 50.000ste dieseltrekker van de band en werd de productie van watergekoelde trekkers gestopt. Toen na de Tweede Wereldoorlog de vraag naar trekkers flink toenam schoten de trekkerfabrikanten als paddenstoelen uit de grond. De meesten kochten de belangrijkste componenten waaronder motoren en versnellingsbakken in bij derden. Zo kochten fabrikanten als Kramer, Sulzer, Fahr, Betz, BTG en het Nederlandse GeDe motoren in bij Deutz.

Uitbreiding in de landbouw

In 1961 werd Fahr AG overgenomen en in 1969 kwam daar Ködl & Böhn GmbH bij. In hetzelfde jaar nam KHD de onderdelenvoorziening van Güldner trekkers over van Linde. Het overnamepad van KHD duurde voort en in 1972 werd WEDAG, een Duitse fabrikant van mijnbouwmachines, ingelijfd. In 1974 werd een overeenkomst gesloten met de Kirloskar Group om trekkers in India te bouwen.

Consolidatie

Na grote investeringen in een nieuwe vrachtwagenfabriek in Ulm en investeringen in nieuwe vrachtmodellen was de positie van KHD flink verzwakt. Daardoor moest de fabrikant de productie van locomotieven in 1970 stoppen. De luchtgekoelde motoren voor vrachtwagens waren verouderd en KHD zocht een partner. Onderhandelingen met Daimler-Benz liepen op niets uit. KHD vond een partner in Fiat en in 1974 richtten de beide bedrijven Iveco op. Dat betekende dat Deutz in 1975 de vrachtwagen activiteiten onderbrengt bij Iveco. Deutz had 20 procent van de aandelen van de onderneming in handen, maar verkocht die in 1980. Vanaf 1982 verscheen de naam Deutz-Fahr op de trekkers en in 1985 werden MWM en Deutz-Allis overgenomen. Vijf jaar werd Deutz-Allis verkocht aan Agco. In 1995 verkocht KHD de landbouwtak aan het Italiaanse Same. Een jaar later in 1996 bleek dat de KHD dochteronderneming KHD Wedag grote verliezen had geleden bij risicovolle aanbestedingen. De problemen werden stil gehouden voor het moederbedrijf waardoor KHD in de problemen kwam. Een aantal managers van KHB Wedag belandden in de gevangenis.

Volledige focus op motorenproductie

In 1997 veranderde het bedrijf de naam weer in Deutz Ag en een jaar later ging het bedrijf samenwerken met Volvo, waar Deutz AGal motoren aan leverde. In 2001 werd de motortak weer een zelfstandig bedrijf en ging het bedrijf zich volledig focussen op de productie van motoren. Dit leidde tot een herstructurering door standaardisatie van onderdelen en het uit productie nemen van een aantal motorseries. In 2005 verkocht Deutz AG de maritieme tak aan Wärtsilä. In 2007 verkocht Deutz AG haar dochteronderneming Deutz Power Systems (voorheen MWM) aan een Britse investeringsmaatschappij. In 2019 richtte Deutz samen met het Chinese Sany een join-venture in China op voor de motorenproductie waarvan Deutz 51 procent in handen heeft.

Deutz nu

Op het moment heeft Deutz AG in totaal vijf fabrieken wereldwijd, waarvan drie in Duitsland, één in Spanje en één in de Verenigde Staten. In totaal bouwt Deutz AG 174 verschillende modellen met zowel lucht- als vloeistofkoeling. Daarvan zijn 80 modellen voor bouwmachines en 28 modellen voor de landbouw. De motoren hebben een inhoud van 2 tot 18 liter en vermogens van 11 kW (15 pk) tot 623 kW (848,5 pk). Het bedrijf levert motoren aan onder andere aan SDF, Agco, Amazone, Erkunt en Belarus.

Nieuwsbrief MechamanWekelijks bedrijfsnieuws uit de mechanisatiesector