De stemming in de Europese mechanisatiesector is verder verbeterd. Dat blijkt uit de Business Barometer van de CEMA, de Europese vereniging voor de landbouwmachine-industrie. Voor de komende tijd verwacht 48 procent van de fabrikanten een omzetstijging. Daarmee richt de sector de blik weer omhoog.
Uit de Barometer van vorige maand bleek dat er voor het eerst sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne weer wat verbetering zichtbaar was in de stemming. Die trend wordt deze maand voortgezet. In de Business Barometer wordt het stemmingsniveau in de sector weergegeven in een index van -100 tot +100 punten. Vorig jaar lag de piek in mei met +72 punten. De stemming op dit moment wordt beoordeeld met +36 punten. Vorige maand was dat nog +30. De punten worden gegeven door 140 fabrieksvertegenwoordigers uit de negen CEMA-landen. Zij vullen maandelijks een enquête in. De negen landen worden vertegenwoordigd door de VDMA (Duitsland), FederUnacoma (Italië), Axema (Frankrijk), AEA (Verenigd Koninkrijk), Agoria (België), Ansemat (Spanje), Metaltechnology Austria (Oostenrijk, Danish Agro Industry (Denemarken) en Fedecom.
De vertegenwoordigers verwachten op korte termijn geen verandering in de vraag naar machines. Die is goed en zal goed blijven. Een van de knelpunten blijft de leveringstijd. Die ligt met gemiddeld 6,9 maanden op het hoogste niveau sinds het uitbrengen van de Business Barometer. Wel geven de fabrikanten aan dat de achterstanden voor het grootste gedeelte zijn weggewerkt. Dat komt de omzet en omzetverwachtingen ten goede.
En dat het beter gaat in de mechanisatiesector blijkt ook uit de prognoses die gedaan worden als het om het personeelsbestand gaat. 25 procent van de fabrikanten verwacht meer personeel nodig te hebben. Slechts 7 procent zegt het met minder werknemers af te kunnen.
46 procent van de vertegenwoordigers zegt tevreden te zijn met de huidige stand van zaken. In de eerste maand van dit jaar was dat nog 38 procent. Voor de komende zes maanden verwacht 48 procent van de fabrikanten een omzetstijging. In januari lag dat percentage nog op 43.
