Log hier in om het maximale uit uw abonnement te halen.X
Opslaan

Trekkers

75 jaar trekkers: De jaren 90

Vakblad LandbouwMechanisatie bestaat 75 jaar. Tijd om terug te kijken naar de ontwikkeling van trekkers in de afgelopen 75 jaar. In het vijfde deel de jaren 90.

Vakblad LandbouwMechanisatie bestaat 75 jaar. Tijd om terug te kijken naar de ontwikkeling van trekkers in de afgelopen 75 jaar. In het vijfde deel de jaren 90.

In de jaren negentig zette de ontwikkeling van trekkers zich voort en nam het gebruik van elektronica verder toe. Fabrikanten begonnen cvt-versnellingsbakken toe te passen en cabines kregen een veel groter glasoppervlak voor beter zicht. Omdat de markt bleef krimpen, besloot Ford in 1990 om de landbouwdivisie te verkopen aan Fiatagri. Dit resulteerde erin dat beide merken in de jaren negentig werden uitgefaseerd en werden vervangen door New Holland.

Deutz-Fahr verkeerde in financiële problemen, waardoor de Amerikaanse Deutz-Allis-divisie zich loskocht en Agco ontstond. Dit nieuwe bedrijf ging meteen op overnamepad: het kocht Hesston van Fiat, gevolgd door White van Allied Products in 1991, McConnel Marc in 1995, Massey Ferguson van Varity in 1997, en in datzelfde jaar ook de Duitse fabrikant Fendt.

Valmet, een Fins staatsbedrijf, werd in 1993 verzelfstandigd en ondergebracht bij Sisu. Verder besloot Tenneco zich in 1994 uit de landbouwsector terug te trekken, waarna Case IH werd verzelfstandigd en ondergebracht bij de Case Corporation. Deze nam in 1996 Steyr over en fuseerde in 1999 met New Holland.

Het Italiaanse Same nam in 1995 Deutz-Fahr over van het Duitse Klöckner-Humboldt-Deutz. Ook stopten enkele fabrikanten in de jaren negentig met de productie van trekkers. Zo staakte Mercedes-Benz de productie van de MB-trac in 1991 en stopte Schlüter in 1993 met de trekkerproductie.

1991: JCB Fastrac 145

In 1991, toen Mercedes stopte met de MB-trac, introduceerde het Engelse JCB zijn Fastrac-systeemtrekkers. Het topmodel was de Fastrac 145, die was voorzien van een 6-liter Perkins zescilindermotor met een vermogen van 106,4 kW (145 pk). De versnellingsbak had 18 versnellingen vooruit en 6 achteruit, en haalde een maximumsnelheid van 40 km/u, al was er ook een uitvoering leverbaar die 80 km/u kon rijden.

Een jaar later, in 1992, kwam er een 65 km/u-uitvoering op de markt, en in 1993 werd de trekker opgevolgd door de Fastrac 155.

Foto: JCB.

1991: Schlüter Euro Trac 1900 LS

In 1991 bracht de Duitse trekkerfabrikant Schlüter de Eurotrac-serie systeemtrekkers op de markt. Deze bestond uit de modellen Euro Trac 1300 LS, Euro Trac 1600 LS en het zwaarste model, de Euro Trac 1900 LS. Alle modellen waren voorzien van dezelfde 6,9-liter MAN-zescilindermotor, waarbij de Euro Trac 1900 LS een vermogen had van 140 kW (190 pk). De trekker werd standaard geleverd met een 24+12 powershift-versnellingsbak en haalde een maximumsnelheid van 40 km/u.

Het meest opmerkelijke aan het ontwerp van de trekker was het gewicht vóór de cabine, dat naar voren kon worden geschoven, waardoor er meer gewicht op de vooras kwam te rusten. In 1993 besloot Schlüter de trekkerproductie in Freising te staken, nadat er in totaal 66 Euro Tracs waren gebouwd, waarvan twee prototypes.

Het Euro Trac-concept werd overgenomen door LandTechnik Schönebeck, dat in hetzelfde jaar een nieuwe generatie introduceerde, bestaande uit de modellen Euro Trac 1400 LS, Euro Trac 1700 LS en Euro Trac 2000 LS, elk met 10 pk meer vermogen dan hun voorgangers. De productie werd in 1995 alweer stopgezet, nadat er 32 exemplaren in Schönebeck waren gebouwd. Daarna ging men over op de productie van de LTS Trac, in licentie gebouwde MB Trac-trekkers.

Dit betekende echter niet het einde van de Euro Trac: de firma Egelsheer nam de onderdelenvoorraad over en bouwde tot 2006 nog negen Schlüter Euro Trac-trekkers.

Foto Schlüter.

1992: Schlüter Eurotrac 1000 CVT

In 1991 introduceerde Schlüter zijn Eurotrac-serie trekkers en begon direct met het plannen van een serie voorzien van een cvt-transmissie. Deze serie zou aanvankelijk bestaan uit de Eurotrac 900 CVT met 66,1 kW (90 pk), de Eurotrac 1000 CVT met 73,4 kW (100 pk), en de Eurotrac 1100 CVT met 80,7 kW (110 pk).

De plannen werden echter al snel aangepast: de uiteindelijke serie zou bestaan uit de Eurotrac 800 CVT met een vermogen van 82 pk, en de Eurotrac 1000 CVT met een vermogen van 75 kW (102 pk), waarvan de fabrikant één prototype bouwde. Deze trekker was uitgerust met een 4,6-liter MAN-viercilindermotor van 75 kW (102 pk).

De cvt-versnellingsbak werd ontwikkeld door Hurth en Reimers, en betrof een variomatic met kettingaandrijving die op dezelfde wijze werkte als de variomatic van DAF. De trekker ging nooit in serieproductie, omdat de leverancier geen markt zag voor dit type versnellingsbak in landbouwtrekkers.

Toch werd het concept later opnieuw opgepakt: in 2008 introduceerde New Holland de Boomer 3000-serie compacttrekkers, die leverbaar waren met een variomatic-versnellingsbak met duwband. Deze transmissie is nog steeds leverbaar op de huidige Boomer-modellen.serie.

1993: Claas Xerion

In 1993 toonde Claas een prototype van zijn nieuwe Xerion-systeemtrekkers, die onder andere konden worden ingezet als zelfrijdende bietenrooier of als zelfrijdende mesttank. Het topmodel, de Xerion 3000, was uitgerust met een 8,7-liter Perkins-zescilindermotor met een vermogen van 220,2 kW (300 pk). De trekker had een cvt-versnellingsbak en een cabine die 180 graden draaibaar was.

De serieproductie van de trekkers begon pas in 1997, en het Xerion-concept is nog steeds onderdeel van het Claas-programma.

Foto: Claas

1993: Ford 8970 en Fiatagri G240

Na de overname van de landbouwdivisie van Ford door Fiatagri in 1990 werd drie jaar later, in 1993, de nieuwe Genesis-trekkerserie geïntroduceerd. Deze serie was door Ford ontwikkeld in de Versatile-fabriek in Canada en werd verkocht onder zowel de Ford- als de Fiatagri-naam, elk met een eigen typeaanduiding. Het topmodel in de serie was de Ford 8970 en de Fiatagri G240, die op de kleur na identiek waren.

De trekkers waren uitgerust met een 7,6-liter zescilindermotor met een nominaal vermogen van 240 pk en een maximaal vermogen van 260 pk. Standaard werd de trekker geleverd met een 18+9 powershift-versnellingsbak die een maximumsnelheid van 40 km/u haalde, maar er was ook een 36+18 powershift-optie beschikbaar.

Een belangrijke vernieuwing was de SuperSteer-vooras, waarbij niet alleen de voorwielen, maar ook de vooras meedraaide. Dit resulteerde in een aanzienlijk kleinere draaicirkel.

Twee jaar na de introductie, in 1995, verscheen de merknaam New Holland op de motorkap. Toch bleven ook de merknamen Ford en Fiatagri tot het jaar 2000 op sommige modellen zichtbaar.

In 1997 introduceerde New Holland de TN-F-serie smalspoortrekkers, die optioneel leverbaar was met de SuperSteer-vooras. Ook werd in dat jaar de TC-serie compacttrekkers gelanceerd, eveneens met optionele SuperSteer. In 1998 volgde de lichte TN-S-serie, die technisch gelijk was aan de TN-D-serie, maar standaard voorzien kon worden van SuperSteer.

In 1999 werd SuperSteer ook beschikbaar op middelzware trekkers met de introductie van de TM-serie.

In het jaar 2000 verkocht New Holland de fabriek in Canada aan Bühler. Dat was ook het jaar waarin de Ford 8970 en Fiatagri G240 uit productie gingen. Ze werden opgevolgd door de 8970A, gebouwd door Bühler, die in Canada onder de naam Bühler Versatile 2210 werd verkocht. Deze was optioneel leverbaar met UltraSteer, een doorontwikkeling van het SuperSteer-concept. In Europa werd dit model korte tijd verkocht als de Landini Starland 270.

In 2003 eindigde de productie van de 8970A, en werd het model vervangen door de in Racine gebouwde TG-serie, die nog steeds optioneel verkrijgbaar was met SuperSteer. Bühler bleef echter tot 2017 trekkers bouwen met de UltraSteer-vooras, terwijl New Holland de SuperSteer-optie tot op de dag van vandaag aanbiedt op verschillende series.

Foto New Holland.
Foto: New Holland.

1995: Fendt Favorit 926 Vario

Eind jaren tachtig begonnen veel fabrikanten te experimenteren met cvt-versnellingsbakken, maar het was Fendt die als eerste een trekker met cvt in serieproductie nam. De trekker werd gepresenteerd in 1995 op de Agritechnica en was uitgerust met een 6,9-liter MAN-zescilindermotor met een vermogen van 190,8 kW (260 pk).

De continu variabele transmissie combineerde een mechanische en hydraulische aandrijving en werd elektronisch aangestuurd. De versnellingsbak had twee snelheidsbereiken en haalde een topsnelheid van 50 km/u. De serieproductie begon in 1996.

In 1997 werden de lichtere modellen Favorit 916 Vario, Favorit 920 Vario en Favorit 924 Vario aan het programma toegevoegd. In 1998 werd het programma aan de onderkant uitgebreid met de Favorit 800 Vario, gevolgd in 1999 door de Farmer 400 Vario.

Het duurde echter tot 2010 voordat Fendt al zijn trekkers standaard met cvt aanbood en een conventionele schakelbak volledig uit het leveringsprogramma verdween.

Foto: Fendt.

1995: Deutz-Fahr Agrotron 6.45

In 1995 introduceerde Deutz-Fahr de Agrotron-serie trekkers, voorzien van watergekoelde vier- en zescilindermotoren. Het topmodel was de Agrotron 6.45, uitgerust met een 7,1-liter Deutz-zescilindermotor met turbo, die een vermogen leverde van 107 kW (145 pk).

De trekker kon worden geleverd met vier verschillende powershift-versnellingsbakken. De basisversie was een 20+20-transmissie met een maximale snelheid van 30 km/u. Daarnaast was er een 40+40-versie, leverbaar in uitvoeringen met 40 km/u en 50 km/u.

Opvallend aan de Agrotron was het ronde ontwerp van de gehele trekker, terwijl bij andere fabrikanten de ronde vormgeving doorgaans beperkt bleef tot de motorkap. Net als bij eerdere modellen zoals de AgroXtra en sommige AgroStar-modellen liep de motorkap schuin af. De trekker kreeg bovendien een compleet nieuw ontworpen cabine. Zowel de cabine als de ruiten waren licht gebogen, wat samen met de smalle stijlen zorgde voor een aanzienlijk groter glasoppervlak dan bij de voorgaande series.

De productie begon in 1995 in Keulen, maar werd in 1996 verplaatst naar Lauingen. In 1997 werd de eerste generatie Agrotron al vervangen door de tweede generatie.

Foto: Deutz-Fahr.

1996: Invoering emissie-eisen voor trekkers

In 1996 gingen in de Verenigde Staten de eerste emissie-eisen voor landbouwtrekkers van kracht, met als doel de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen te reduceren. Deze Tier 1-emissie-eisen golden aanvankelijk alleen voor trekkers met vermogens tussen 130 en 560 kW (175 tot 600 pk), maar vanaf het jaar 2000 moesten alle trekkers aan deze normen voldoen.

In Europa werden pas in 1999 de Stage I-emissie-eisen ingevoerd, die vanaf het begin voor alle vermogensklassen van toepassing waren. De emissienormen werden in de jaren daarna geleidelijk aangescherpt, wat leidde tot hogere ontwikkelingskosten voor fabrikanten. Dit dwong sommige fabrikanten ertoe te stoppen met hun eigen motorenproductie.

Daarnaast verdwenen trekkers met een sterk aflopende neus bij veel merken langzaam uit het programma, onder meer vanwege de inpassing van omvangrijkere emissiesystemen.

De invoering van de emissie-eisen leidde ook tot hogere verkoopprijzen en bracht nieuwe technische uitdagingen met zich mee. Emissiesystemen zorgen regelmatig voor storingen. Veelvoorkomende problemen zijn onder andere verstopte roetfilters, vervuilde of defecte EGR-kleppen en problemen met SCR-systemen, zoals verstoppingen of defecte sensoren.

1996: Case IH Steiger 9370 Quadtrac

In 1996 bracht Case IH de Steiger 9300-serie kniktrekkers op de markt, waaronder de Steiger 9370 Quadtrac, die in plaats van wielen was uitgerust met rupsen. Deze trekker was voorzien van een 14-liter Cummins-zescilindermotor met een vermogen van 265,5 kW (350 pk). De transmissie bestond uit een 12+3 powershift-versnellingsbak, waarmee een maximale snelheid van 30 km/u kon worden bereikt.

Het gewicht van de Quadtrac bedroeg 19.985 kg, ruim 4 ton meer dan de standaard Steiger 9370 op wielen. Dankzij de rupsaandrijving was het gebruik van dubbellucht overbodig, waardoor de trekker geschikt was voor gebruik op Europese wegen.

In 1998 werd de serie naar boven uitgebreid met de Steiger 9380 Quadtrac, die een maximaal vermogen van 298,3 kW (400 pk) had. Een jaar later, in 1999, gingen beide modellen uit productie en werden ze vervangen door een nieuwe generatie.

Foto: Case IH.

1997: John Deere 6910

In 1997 bracht John Deere de 6010-serie op de markt, met als topmodel de 6910. De trekker was uitgerust met een 6,8-liter zescilindermotor met turbo, die een vermogen leverde van 99,1 kW (135 pk). De versnellingsbak had 20 versnellingen vooruit en 20 achteruit, en de trekker behaalde een maximale snelheid van 40 km/u.

Nieuw was de geveerde vooras, voorzien van hydraulische cilinders en gasgevulde bollen, die trillingen dempt en zo voor meer rijcomfort zorgt. Hiermee blies John Deere de geveerde vooras nieuw leven in.

In het jaar 2000 breidde John Deere de 6010-serie uit met de 6910S, die gelijk was aan de 6910, maar was voorzien van een boostfunctie waardoor de trekker wanneer nodig een vermogen van 111,6 kW (152 pk) kon leveren.

In 2001 werd de 6010-serie vervangen door de 6020-serie.

Foto: John Deere.