Log hier in om het maximale uit uw abonnement te halen.X
Opslaan

Trekkers

75 jaar trekkers: De jaren 80

Vakblad LandbouwMechanisatie bestaat 75 jaar. Tijd om terug te kijken naar de ontwikkeling van trekkers in de afgelopen 75 jaar. In het vierde deel: De jaren 80.

Vakblad LandbouwMechanisatie bestaat 75 jaar. Tijd om terug te kijken naar de ontwikkeling van trekkers in de afgelopen 75 jaar. In het vierde deel: De jaren 80.

In de jaren 80 begonnen veel fabrikanten met het toevoegen van meer elektronica aan trekkers, wat het gebruiksgemak van de machines aanzienlijk vergrootte. Echter, de jaren 80 waren door de Amerikaanse landbouwcrisis zware tijden voor trekkerfabrikanten. Zo gingen Allis-Chalmers en International failliet, wat leidde tot de overname van Allis-Chalmers door Deutz-Fahr en de overname van International door Tenneco, dat al eigenaar was van Case. Ook Massey Ferguson verkeerde in zwaar weer en stond op het randje van faillissement in 1980. Dit leidde tot de verkoop van de trekkerfabrikant Eicher, en in 1986 werd Massey Ferguson als onderdeel van een herstructurering ondergebracht in het nieuwe bedrijf Varity.

De Britse fabrikant Leyland had het eveneens moeilijk en verkocht de trekkerdivisie aan Marshall. Ook verkocht het Spaanse Ebro de trekkerdivisie aan het Japanse Kubota. Volvo BM besloot zich in 1987 terug te trekken uit de trekkerindustrie en verkocht zijn landbouwdivisie aan Valmet. De Amerikaanse trekkerfabrikant Ford kocht in 1987 de Canadese trekkerfabrikant Versatile.

1981: John Deere 4240 S

In 1981 vulde John Deere zijn 4040-serie trekkers aan met de 4040 S en de 4240 S. De 4240 S was voorzien van een 7,6-liter John Deere zescilindermotor met een vermogen van 96,9 kW (132 pk). De trekker kon worden geleverd met een gesynchroniseerde 12+4-versnellingsbak of met de Quadrange semi-powershift met 16 versnellingen vooruit en 6 achteruit.

Nieuw was de samen met ZF ontwikkelde mechanische vooras met een stuuruitslag van 50 graden. Dit werd bereikt door de draaipunten van de vooras niet boven elkaar te plaatsen, maar onder een hoek van 13 graden naar achteren. Hierdoor vouwt het binnenste wiel bij scherp draaien onder de motor.

Deze vooras werd door het bedrijf ook toegepast op andere modellen van de 4040-serie en werd later toegevoegd aan de 3040- en 2040-serie. De productie van de 4240 S eindigde in 1985 en werd opgevolgd door de 4050, die al sinds 1983 leverbaar was op de Amerikaanse markt.

Foto: John Deere.

1984: Renault 704.M

In 1984 bracht Renault de 700.M en 704.M trekkers op de markt, speciaal ontwikkeld voor gemeentelijk gebruik. Beide trekkers waren voorzien van een luchtgekoelde 2,8-liter MWM-driecilindermotor met een vermogen van 48 kW (65 pk). Ze werden standaard geleverd met een gesynchroniseerde 12+12-versnellingsbak, maar vanaf 1987 waren ze ook leverbaar met een hydrostatische versnellingsbak, onder de typenamen 700.H en 704.H.

Tot de standaarduitrusting behoorden een fronthef met aftakas (pto) en een stijl aflopende neus voor beter zicht naar voren. Daarmee was Renault de eerste fabrikant die een trekker met een stijl aflopende neus introduceerde – een ontwerp dat later door veel andere fabrikanten werd overgenomen.

In 1985 volgden de Renault 720.M en 724.M. Deze trekkers waren technisch identiek aan de 700.M en 704.M, maar uitgerust met een voorlader en een geveerde cabine. De geveerde cabine was een nieuwigheid, uitgerust met vier schroefveren en vier hydraulische schokdempers. Deze cabine werd een jaar later ook toegepast op de Renault 145.14 TZ16.

De productie van de gemeentetrekkers met aflopende neus eindigde in 1990 en werd opgevolgd door de nieuwe MI-serie gemeentetrekkers, die echter geen aflopende neus meer hadden.

Foto: Renault.
De geveerde cabine op de 145.14 TZ16. Foto Renault.

1984: Ursus Bison 160-110

In 1984 presenteerde de Nederlandse Ursus-importeur Peja Brustrac de nieuwe Ursus Bison-serie, met als topmodel de Bison 160-110 – een aangepaste versie van de Ursus 1604. De trekker was uitgerust met een 6,8-liter Ursus zescilindermotor met een vermogen van 118 kW (160 pk). De versnellingsbak had 12 versnellingen vooruit en 6 achteruit, en haalde een topsnelheid van 27 km/u.

Nieuw was de zogenaamde krachtcode: een draaiknop waarmee de gebruiker het motorvermogen kon regelen door meer of minder brandstof naar de motor te laten stromen. Hierdoor werd onnodig vol gas rijden overbodig wanneer minder vermogen volstond.

Daarnaast voorzag Peja de Bison-modellen van zijpanelen om het lawaai van de trekker te reduceren. Hierdoor kwam de trekker in aanmerking voor de WIR-milieupremie. De Bison 160-110 werd in 1987 vervangen door de Bison 216.

Foto: Peja Brustrac.

1985: Horsch Terra Trac 220

In 1985 presenteerde de Duitse fabrikant van zaaimachines Horsch zijn Terratrac TT 220 trike, uitgerust met drie brede terrabanden. De trekker was oorspronkelijk ontworpen als zelfrijdende zaaimachine en voorzien van een 12,8-liter Deutz V8-motor met een vermogen van 161,5 kW (220 pk). De versnellingsbak was hydrostatisch en haalde op de weg een snelheid van 30 km/u.

Hoewel trikes al sinds de jaren 70 op de markt waren, was Horsch de eerste fabrikant die een trike uitrustte met een hefinrichting en aftakas. Niet veel later werd de Terratrac TT 220 geleverd met een 141 kW (192 pk) sterke Mercedes-zescilindermotor. Deze versie werd in 1986 door Veenhuis naar Nederland gehaald, waarbij het bedrijf de trekker ook leverde met een eigen mesttank. Al snel ging de import echter over naar Duport.

In 1993 werd de Terratrac TT 220 vervangen door twee nieuwe modellen: de Terratrac TT 250, voorzien van een 6,7-liter Volvo-zescilindermotor met een vermogen van 181 kW (246 pk), en de Terratrac TT 350, met een 14,6-liter Mercedes V8-motor van 263 kW (354 pk) en een versnellingsbak die een snelheid van 40 km/u mogelijk maakte.

In de jaren daarna werden ook de modellen Terratrac TT 280, TT 300 en TT 351 geïntroduceerd. Het laatste model dat Horsch op de markt bracht was de Terratrac TT 352 uit 2001. Deze was uitgerust met een 11,9-liter Deutz-zescilindermotor met een vermogen van 300 kW (408 pk). De versnellingsbak was nog steeds hydrostatisch en haalde een snelheid van 40 km/u.

In 2004 beëindigde Horsch de productie van zijn Terratrac-trekkers.

foto: Horsch.

1987: Caterpillar Challenger 65

In 1987 presenteerde de Amerikaanse rupstrekkerfabrikant Caterpillar de eerste rupstrekker op rubberen rupsen. De trekker, de Challenger 65, was uitgerust met een 10,5-liter Caterpillar-zescilindermotor met turbo en intercooler, goed voor een vermogen van 198,2 kW (270 pk). De Challenger 65 beschikte over een 10+2 powershift-versnellingsbak en haalde een topsnelheid van 29 km/u – aanzienlijk sneller dan de circa 9 km/u van zijn voorgangers op stalen rupsen.

Het gebruik van rubberen rupsen bood meerdere voordelen: niet alleen een hogere maximumsnelheid, maar ook de mogelijkheid om op verharde wegen te rijden en een beduidend beter rijcomfort.

Caterpillar ontwikkelde de Challenger-lijn voortdurend verder en breidde het aanbod in de jaren 90 uit. De trekkers werden ook onder licentie verkocht aan Claas, die ze onder eigen naam op de Europese markt bracht. In 2001 besloot Caterpillar de volledige Challenger-lijn te verkopen aan AGCO. AGCO bleef de rupstrekkers tot 2022 onder de naam Challenger produceren, maar na het beëindigen van het merk werden ze verder verkocht onder de naam Fendt.

Foto: Caterpillar.

1988: Dowler Gantry

In de jaren 70 bouwde David Dowler zijn eerste Gantry-trekker voor rijpadenteelt, maar het duurde tot 1988 voordat de eerste commerciële Gantry-trekker op de markt kwam. Gantry-trekkers zijn totaal anders dan standaardtrekkers: ze kunnen tot wel 12 meter breed zijn, en het werktuig wordt onder het frame bevestigd in plaats van erachter. Voor transport over de weg kunnen de wielen een kwartslag draaien, zodat de trekker over de weg kan rijden.

Het hoge zwaartepunt van Gantry-trekkers brengt echter het risico met zich mee dat de machine kan kantelen. De ontwikkeling van de Gantry-trekker ging door tot in de jaren 90, maar daarna raakten de trekkers in de vergetelheid – totdat Nexat het concept in 2021 nieuw leven inblies.

1989: Eicher 3108 Elsbett

In 1989 presenteerde Eicher de 3108 Elsbett een trekker voorzien van een driecilinder Eicher Elsbett-motor met een vermogen van 79 kW (108 pk). In tegenstelling tot de standaard 3108 kon deze trekker op koolzaadolie rijden. De versnellingsbak was dezelfde 20+9-versnellingsbak als in de standaard 3108.

Ondanks de driecilindermotor woog de 3108 Elsbett 5.475 kg, wat 75 kg zwaarder was dan de standaard 3108 met zescilindermotor. De trekker is nooit in productie gegaan; bij het prototype werd de Elsbett-motor uiteindelijk vervangen door de zescilinder uit de gewone 3108.

Foto: Eicher.