Einböck introduceert de Razor, een nieuwe cultivator die ultravlak moet werken. De machine is daarvoor uitgerust met vijf rijen tanden die zijn voorzien van beitels of ganzenvoeten met een overlap tot 9 centimeter.
De machine kan tot 12 centimeter diep werken. De tandafstand bedraagt 15 centimeter en de afstand tussen de rijen is 50 centimeter. Het frame van de machine is 60 centimeter hoog. Dat moet het mogelijk maken om gewasresten snel weg te werken. Rollen of wielen houden de machine op diepte. De diepte is hydraulisch in te stellen. Wielen aan de voorkant van de machine zorgen voor een goede bodemvolging, terwijl drie rijen egtanden achteraan de machine het onkruid en gras naar de oppervlakte brengen.
