Waarschijnlijk vertel ik u niets nieuws als ik zeg dat twee Massey Ferguson 135-trekkers – of moet ik zeggen trekkertjes – jarenlang al het werk op ons kleine, gemengde bedrijf deden. Maaien, schudden, harken, ploegen, land klaarleggen. Alles deden we met die trekkers. Dat had een groot voordeel: ze waren niet zwaar. Ze wegen nog…
Met een motorvermogen van slechts 34 kW (45 pk) kun je weliswaar alle bewerkingen doen die je wilt, de capaciteit blijft achter. Daarom verscheen een paar jaar geleden een flink sterkere trekker op ons erf. Het combineren van werkzaamheden en bedrijfstakken maakte het noodzakelijk dat er meer werk in minder tijd gebeurde. En u raadt het al: de trekker werd niet alleen meer dan twee keer zo sterk, hij werd ook meer dan twee keer zo zwaar. En niet alleen dat, ook de machines die achter de trekker kwamen, zijn zwaarder. Terwijl we met regelmaat schrijven over de noodzaak van een laag machinegewicht en een lage bodemdruk voor de zode, groeien trekkers en machines nog steeds. Een aardig voorbeeld zag ik tijdens een presentatie van een machinefabrikant. Om een grotere oppervlakte te kunnen maaien in dezelfde tijd, maakte die fabrikant een bredere maaibalk. Daardoor helt de maaier tijdens het heffen op de kopakker over naar de rechterkant van de trekker. De oplossing? Extra gewichten aan de linkerkant van de machine om die in evenwicht te houden. Gewicht dat ondanks brede banden wel op de bodem rust. Of wat dacht u van een gedragen schudder die zo zwaar is dat er flink wat extra gewicht in de fronthef moet hangen om de voorwielen aan de grond te houden. We weten dat het anders moet, maar de keuze tussen capaciteit en bodemvriendelijkheid blijft moeilijk. En die valt dan vaak uit in het voordeel van de zware machine.