Een dealer in de buurt is goud waard. Zo’n bedrijf waar je snel naartoe kunt voor een onderdeel, waar je de trekker even kunt neerzetten voor een reparatie of waar je terecht kunt voor advies. Gewoon omdat ze jou en jouw bedrijf goed kennen. Het is intussen alweer tien jaar geleden dat LandbouwMechanisatie schreef over de opschudding in het toenmalige John Deere-dealernetwerk. In 2011 was de verontwaardiging groot bij zowel dealers als klanten. Hoe kon een grote fabrikant als John Deere dealers zomaar voor het blok zetten? Hoe kon het bedrijf trouwe partners plotsklaps laten kiezen tussen investeren, fuseren of stoppen? De handelswijze zette kwaad bloed. Nieuw was het idee niet. Al eerder maakte het New Holland-dealernetwerk eenzelfde efficiëntieslag. Want daar draait het allemaal om. Een grote dealer met verschillende vestigingen heeft zijn financiën beter voor elkaar en kan zijn klanten beter bedienen. Immers, een grote dealer kan gemakkelijker een gps- of maaidorserspecialist in dienst nemen dan een kleintje. En daardoor groeit het marktaandeel. Nu, tien jaar later blijkt die gedachtegang te kloppen. John Deere’s aandeel in de Nederlandse trekkermarkt groeide – weliswaar langzaam – van 17 procent in 2009 naar 23 procent in 2019. Daarmee streeft de trekkerbouwer New Holland voorbij die de lijst jarenlang aanvoerde. De Nederlandse trekkerkoper lijkt zich uiteindelijk maar weinig aan te trekken van de ontwikkelingen die in 2011 in gang zijn gezet. De clou? Zorg ervoor dat er altijd wel een vestiging, werkplaats of steunpunt in de buurt is. Want hoewel het aantal namen op de dealergevels is afgenomen, kun je nog altijd met je trekker naar een dealer in de buurt. En juist dat waarderen de Nederlandse boeren en loonwerkers, zo blijkt elke keer weer.