Voederwinning
Uitkuilopening op het noorden: minste broei
Sleufsilo’s met de uitkuilopening op het noorden zijn het minst gevoelig voor broei. Minder dan tien procent van de bestaande sleufsilo’s heeft een optimale ligging van de uitkuilopening.
Dat blijkt uit gegevens die MBS Beton heeft verzameld met het programma Broeibreker. De gegevens worden verzameld met behulp van een warmtebeeldcamera die de temperatuur van het ruwvoer in de sleufsilo vastlegt.
Bij een opening op het zuiden of zuidwesten vormen de zon (warmte), regen en wind volgens MBS extra risicofactoren. Volgens het bedrijf houden melkveehouders weinig rekening met de positie van de sleufsilo bij de plaatsing ervan. Bij nieuwbouw wordt de plaats waar ze liggen pas bepaald nadat de stal is ingetekend. Als vuistregel hanteren melkveehouders een voersnelheid van minimaal 1 m per week om broei te voorkomen. Maar in de praktijk blijkt de mate van broeivorming sterk afhankelijk van de wijze van uitkuilen en de positie van de sleufsilo, zo meldt MBS.
Veehouders die bij het uitkuilen gebruik maken van machines met een scherp mes, zijn volgens MBS vijf dagen gevrijwaard van broei. Wanneer gebruik gemaakt wordt van een kuilhapper is er na één of twee dagen al een verhoogd risico op broei. MBS Beton adviseert in dat geval een hoogte en breedte van een kuil aan te houden waarbij het noodzakelijk is om drie tot vier keer per week over de volle breedte het ruwvoer uit te kuilen. (Cementenbeton.nl)