Onlangs moest ik een pinapparaat voor onze boerderijwinkel aanschaffen. En dat is nog niet eenvoudig.
Normaliter is dit juli-augustusnummer de uitgave waarin we uitgebreid verslag doen van de LandbouwMechanisatie Zomertour. U kent het recept intussen: twee redacteuren trekken er met een trekker op uit en pikken onderweg allerlei interessante verhalen op.
Al decennia lang is het de meest belangrijke machine op het akkerbouwbedrijf. Althans, op het gangbare akkerbouwbedrijf. De in de jaren vijftig bedachte veldspuit maakt ook nu nog het verschil tussen een geslaagde en een mislukte oogst. En uiteindelijk is het daarmee ook de machine die voor een belangrijk deel het verschil tussen een hoog en een laag saldo bepaalt.
Kluiten, stof, slijtage. De harde grond maakte het werk op het land de afgelopen weken zwaar. We weten het intussen: de overvloedige regen deze winter en het achterwege blijven daarvan dit voorjaar, maakt de grondbewerking tot een helse klus, vooral op kleigrond.
Aardappelen zijn zo goed als niets meer waard. De suikerprijzen dalen. Machines worden niet of nog maar mondjesmaat gebouwd omdat onderdelen niet meer beschikbaar zijn.
Het kenteken voor trekkers en andere landbouwvoertuigen is al jaren een heet hangijzer. Voor de landbouwvertegenwoordigers en politici – beiden voelen de hete adem van Brussel in hun nek.
De toekomst voorspellen? Het is zo goed als onmogelijk. De werkelijkheid pakt altijd anders uit.
‘Altijd de goedkoopste’, ‘echt lekker voordelig’, ‘voor de prijs hoef je het niet laten’. Het valt me op dat supermarkten en detailwinkels vooral op één manier de aandacht proberen te trekken: door aan te geven hoe goedkoop ze zijn. De eindeloze herhaling leidt ertoe dat de laagste prijs de norm is geworden.