Boeren is mooi. Ik zei het al eens vaker. Wakker worden met de vogels. Koeien ophalen in de vroege ochtend. Een kalf geboren zien worden. Gras maaien en in de kuil rijden. Ja echt, boeren is mooi. Niet voor niets doen we ons werk al generaties lang op dezelfde plek. En we doen dat niet…
De afgelopen tijd hebben Nederlandse boeren echter veel te verduren. Er gaat geen dag voorbij of je moet je wapenen tegen treiterijen, disrespect, verdachtmakingen, halve waarheden en onbegrip. De telkenmale veranderende stikstofkaartjes en het aanstellen van een bemiddelaar zijn goede voorbeelden van de manier waarop de politiek met een hele bevolkingsgroep om denkt te kunnen springen. Zeker als diezelfde kaartjes met het grootste gemak als niet ter zake doende worden bestempeld en een gesprek met die bemiddelaar weken op zich laat wachten. Actiegroepen en grachtengordelburgers doen er via de sociale media nog eens een schepje bovenop met de één na de andere schofferende opmerking. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik kan er slecht tegen. De moed zakt me in de schoenen. Depressiviteit ligt op de loer. Onzekerheid doet intussen haar werk. Noodzakelijke investeringen worden nog wel gedaan, maar grote zaken worden op de lange baan geschoven. Nu al ondervindt de periferie – en dan vooral de machinedealer en stallenbouwer – daarvan de gevolgen. Moeten we het ons het dan allemaal niet zo aantrekken? Moeten we maar gewoon lijdzaam afwachten? Is dat wel mogelijk als de toekomst van het bedrijf op het spel staat? Laten we in elk geval proberen te blijven genieten van het werk, zoals we dat al jaren doen. Voor de ontwikkeling van het bedrijf, voor het gezin, maar vooral ook voor onszelf.